Ik out mij ...

Als kind speelde ik voluit, zonder na te denken. Ik deed waar mijn hart blij van werd en mijn hoofd volgde. Maar naarmate ik meer en meer kaarsjes uitblies, blies ik precies ook mijn eigen levensvreugde en hartsverlangen weg. Mijn verstand kreeg de hoofdrol.

Tot een tiental jaar geleden. Door dingen die ik op mijn levenspad tegenkwam, wandel ik nu langzaam terug.

Van mijn hoofd naar mijn hart. 

Hoofd en hart zijn allebei belangrijk

In de afgelopen tien jaar kwam ik in aanraking met meditatie. Ik moet eerlijk bekennen dat ik in het begin geen idee had hoe eraan te beginnen. En dat als mensen begonnen te vertellen over mediteren, ik al begon te steigeren: ‘zo zweverig!’. Ondertussen weet ik wel beter. Ik heb ervaren dat mediteren ervoor zorgt dat angst en onrust wegzakt. Het doet me aarden. Met beide voeten stevig op de grond. En dat, als ik in mijn hoofd zit, juist zweverig ben, met mijn hoofd in de wolken.

Het hoofd is dus niet zaligmakend. Het hart evenmin. We hebben ze allebei nodig: het verstand voor het uitvoerende werk, het gevoel om keuzes te maken en richting te bepalen: wat voelt goed?

In een wereld waar het verstand nog altijd aan het hoofd staat, is het niet simpel om voet aan de grond te houden. En regelmatig komt de twijfel bij mij dan ook terug: kan ik wel op mijn gevoel vertrouwen? Ben ik niet te soft? Te naïef misschien? Om nog maar te zwijgen over spiritueel.

Durf ik mezelf wel spiritueel te noemen? Ik mediteer regelmatig, ja. Ik lees de energie van de dag en de maanstanden en probeer daarnaar te leven. Ik word blij als ik op een nummerplaat drie dezelfde cijfers zie omdat ik dan weet dat de engelen bij me zijn en me steunen. Ik zoek op wat de boodschap van een bepaald krachtdier is als die op mijn pad komt … Dus eigenlijk doe ik best wel veel dingen die je spiritueel kan noemen.

Maar wat gaan anderen daar wel van denken?

Uit de kast komen

In de jaarenergie van 2020 lees ik dat dit het jaar is waarin je je spiritueel durft te ‘outen’. Mezelf outen zou niet de eerste keer zijn. In mijn archieven vind ik een verhaal terug van 2014 waarin ik het gevoel heb dat ik uit de kast kom. Omdat ik mezelf aan het heruitvinden ben: wie ben ik, waar sta ik voor, wat vind ik belangrijk in het leven …?

Oké, ik heb het al een keer gedaan. Ik kan het dus best wel nog een keer.

Maar wacht.

Ik ben er bijna klaar voor om mij spiritueel te outen. Eerst nog even opzoeken of wetenschap en spiritualiteit echt zover uit elkaar liggen als sommigen beweren. Zodat ik aan de buitenwereld kan verantwoorden dat spiritualiteit best wel oké is en mensen me straks nog serieus nemen.

Spagaat tussen wetenschap en spiritualiteit

Als ik er zo over nadenk, besef ik dat ik niet de enige ben die in deze spagaat zit. Zo vertelt professor transitiekunde Jan Rotmans in ons boek Disrupt Jezelf dat er bij hem angst zit op spiritualiteit. “Wat laat je binnen en wat laat je los? Wordt dat wel geaccepteerd door de wetenschap? Ikzelf denk dat dat best samen kan gaan”, zegt hij.

Ook innovatiebioloog Leen Gorissen vertelt in ons boek over de spagaat tussen wetenschap en spiritualiteit: “Die spirituele dimensie daar blijven wetenschappers graag ver van weg, want dat is niet aantoonbaar. Ze denken veel te fel dat we het met nieuwe data en informatie gaan halen. Maar op rationele wijze gaat dat niet lukken. Ik denk dat het spirituele, de reconnection met de natuur, enorm belangrijk is. We hebben een nieuwe levenswijze en een nieuwe levensfilosofie nodig.”

De wetenschap wil aantoonbare feiten: dat wat bewezen is, is een feit. Maar is alles wel te bewijzen? Hoe bewijs ik dat ik van iemand hou? Is dat wel wetenschappelijk aantoonbaar of is dat een gevoel en nemen we dat maar aan?

Existentiële crisis

Dat is voor mij voldoende om mij spiritueel te durven outen. Dat is volgens mij ook wat de wereld nodig heeft: dat iedereen durft te erkennen dat hij of zij een spiritueel wezen is. Omdat, zolang we zweverig zijn en in ons hoofd blijven, zolang we onszelf boven de natuur zetten, we nooit de aarde zullen kunnen redden. Als we de aarde vermoorden, vermoorden we onszelf.

Zoals Ronald Jan Heijn in ons boek zegt: “De mensheid heeft eigenlijk geen economisch, logistiek of sociaal probleem, maar een diep spiritueel probleem. Het gaat om een existentiële crisis: we weten nog steeds niet wat de werkelijke zin van het leven is. Niet wie we zijn, waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan. Dat is begrijpelijk, omdat we veel te klein denken. In wezen zijn we nog steeds die platteaardedenkers. We moeten aan onze persoonlijkheid voorbij en onze ziel laten spreken.”